-
1 prosterner
-
2 abaisser
abaisser [aabessee]1 lager maken ⇒ laten zakken, neerlaten♦voorbeelden:abaisser un mur • een muur lager makenabaisser la pâte • het deeg dun uitrollenabaisser les regards sur qn. • iemand met een blik verwaardigen♦voorbeelden: -
3 aplatir
aplatir [aaplaatier]1 plat maken ⇒ plat slaan, afplatten, pletten♦voorbeelden:aplatir des plis au fer • plooien uitstrijkenaplatir sa voiture • z'n auto te pletter rijden♦voorbeelden:1. vplat maken, plat slaan2. s'aplatirv -
4 avilir
avilir [aavielier]1 vernederen ⇒ verlagen, in diskrediet brengen1 zich verlagen ⇒ zich vernederen, aan lagerwal geraken -
5 ravaler
ravaler [raavaalee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 kleineren ⇒ te kort doen, geringschattend doen over♦voorbeelden: -
6 dégrader
dégrader [deegraadee]2 vernederen ⇒ onteren, verlagen3 beschadigen ⇒ vernielen, bederven♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) degraderen2) vernederen3) vernielen2. se dégraderv1) verzwakken, achteruitgaan -
7 diminuer
diminuer [diemienuu.ee]1 verminderen ⇒ afnemen, kleiner worden♦voorbeelden:diminuer de hauteur • minder hoog wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verminderen ⇒ verlagen, beperken2 kleineren ⇒ vernederen, in zijn rechten beknotten♦voorbeelden:v1) verminderen, afnemen2) verlagen, beperken3) kleineren -
8 rabaisser
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский